
17 november | Literair Café Helmond
Door
Martin Thijssen |
Bekijk de foto's
“Geweldig zo’n volle zaal , meer dan 500 bezoekers , dat maak ik zelden mee”, roept Mirjam van Hengel uit, auteur van het veel geprezen boek “Hoe mooi alles” (Querido), een relaas over de bijzondere liefde tussen Leo Vroman (1915- 2014) en zijn “meisje” en latere vrouw Tineke Vroman.
Op een vraag, later op de avond, wat Vroman zelf zou vinden van de aandacht voor hem, antwoordt Van Hengel: “Hij zou dat geweldig vinden.” Ze vertelt dat hij lovende aandacht nodig had. Toen Koolhaas een keer een minder prijzende recensie had geschreven, heeft hij vijf jaar niet meer gedicht.
Mirjam van Hengel steekt van wal met een mooi verteld verhaal over een van de grote dichters van ons land en de schepper van de beroemde versregels uit het gedicht “Vrede”:
“Kom vanavond met verhalen
Hoe de oorlog is verdwenen
En herhaal ze honderd malen
Alle malen zal ik wenen.”
Leo Vroman, komende uit een streng Joods intellectueel gezin in Gouda, met dwingende eisen ten aanzien van de carrière van hun kinderen, gaat in Utrecht biologie studeren. Hier leert hij Tineke kennen, die vanuit Nederlands Indië is gekomen om medicijnen te studeren. Nederland was voor haar moeder ook een mogelijkheid om aan het slechte huwelijk te ontsnappen. Vader blijft in Indië.
Voor Leo was het met Tineke direct liefde op het eerste gezicht. Zij ziet hem aanvankelijk als een ouwelijke, niet knappe student (grote Joodse neus), maar ze kan met hem praten en hij heeft humor. Op een zeker moment stelt ze zich voor hoe hij ’s ochtends met nog verwarde haren aan het ontbijt zit, en ze weet dan dat hij haar man zal worden. In 1938 volgt de verloving.
Mirjam van Hengel was bij Querido Vromans redacteur. Ze gaat in op een uitnodiging om naar Forth Worth in Texas te komen waar Leo en Tineke wonen. (Vanaf 1947 wonen de Vromans in de VS.) Inmiddels op hoge leeftijd, ziet ze de twee naast elkaar op de bank zitten. Hij steeds weer grapjes makend en haar liefdevol strelend. Over hun bijzondere liefde besluit Van Hengel te gaan schrijven aan de hand van gesprekken, dagboeken en brieven. Die brieven (honderden) krijgt ze eerst niet. Vroman: Het zijn “schunnige brieven”; “paren op papier”. En dan mag ze de brieven toch lezen, allemaal. En inderdaad daarin blijft niets onbenoemd. Wat ze voelen, denken en fantaseren ten aanzien van liefde en seks is een open boek. Van Hengel gaat er in haar boek prudent mee om.
Uit de brieven leest ze voor en ze geeft als commentaar: “Soms B-film- achtig, met violen die je hoort zingen.” Je hoort in de voorgelezen passages ook de Vroman-achtige, abrupte stijlverschuivingen, kenmerkend ook voor zijn gedichten.
Soortgelijke ,onverwachte, soms onzinnig aandoende wendingen gebruikt Vroman zo nu en dan ook bij het beantwoorden van door Van Hengel gestelde interviewvragen: Omdat ze hem niet passen? Of: gewoon als humor, om de serieusheid te relativeren?
Wanneer Van Hengel hem een keer vraagt of hij gedichten van buiten kent, antwoordt hij ontkennend. En als ze dan, om hem op weg te helpen, citeert uit zijn bekendste gedicht “Vrede”: “Alle malen zal ik wenen”, gaat hij lachend verder: “En er toch helemaal niets van menen.”
Hem interviewen was niet altijd gemakkelijk. Hij kon ook dichtslaan. Dat blijkt, wanneer ze het met hem over het einde van de oorlogstijd heeft.
Vroman neemt in 1940 als Jood het besluit om te vluchten. Tineke wil mee, maar mag van haar ouders niet. Met de laatste gelegenheid vertrekt hij met de boot naar Engeland en gaat vervolgens naar Nederlands Indië en komt in vijf Jappenkampen terecht, eerst in Indië en later in Japan.
Het zijn voor beiden jaren van grote onzekerheid. De een weet niet van de ander of hij of zij nog leeft. Met behulp foto’s van Tineke (wat achteraf niet blijkt te kloppen) en zijn dagboeken waarin hij schrijft over zijn gevoelens voor Tineke en over zijn kampervaringen, (geïllustreerd met tekeningen), slaat hij zich er doorheen. Tineke blijft hem al die jaren trouw, ook zij legt haar gevoelens vast in haar dagboeken.
Na de oorlog lukt het Vroman om onder de dienstplicht in Indië uit te komen. Hij gaat naar de VS en keert niet eerst terug naar Nederland , naar zijn Tineke. Hij schrijft haar: “Groot nieuws, ik kom niet naar Nederland.”
Tineke accepteert dat, maakt eerst haar studie af en dan in 1947 trouwen ze in de VS en blijven daar: hij als wetenschapper, dichter en tekenaar, zij als onderzoekster.
EVroman is zich over zijn besluit van destijds om zonder enig overleg met Tineke niet eerst naar Nederland te gaan, schuldig blijven voelen. Hij klapt dicht als Mirjam van Hengel hem hierover vragen stelt. Hij vertelt wel over nachtmerries waarin hij tevergeefs op zoek gaat naar Tineke en haar niet kan bereiken.
Uit zijn gedichten heeft Mirjam van Hengel een keuze gemaakt in “Alle malen zal ik wenen” (Querido). Vroman zelf wilde altijd alles uitgeven, omdat het allemaal een deel van zijn persoon was, zowel het goede en het minder goede. Met de ondertitel “Het mooiste van Leo Vroman”, zou hij het dus “hartgrondig” oneens zijn, aldus Van Hengel. Vromans poëzie is volgens haar: “autobiografie” . Hij noemt zijn eigen naam en die van zijn geliefde Tineke dan ook veelvuldig en schrijft “grotendeels direct vanuit en over zichzelf”.
De documentairemaakster Jetske Spanjer komt na de pauze aan het woord. Ze laat aan de hand van fragmenten uit een door haar gemaakte film over Vroman zien hoe hij tekent en dicht en ook als wetenschapper werkzaam is. Maar ze heeft hem ook ervaren als een uiterst beminnelijk en attent iemand. We zien ook Vromans laatste beelden, wanneer hij skypend gedichten voorleest voor Poetry International en nog steeds prachtig, accentvrij Nederlands spreekt. We zien Tineke en hem naast elkaar op de bank zitten, zoals vroeger, aandoenlijk mooi.
Reacties: “Een prachtige, informatieve avond over een van onze grote dichters”; “Een avond “die uitnodigt om het werk van een van onze grote dichters te gaan lezen of weer eens te herlezen. “, en ook: “Hoe mooi kan liefde zijn!”
Martin Thijssen