Wanneer Nicolette Hoekmeijer, vertaalster en docente aan de Vertalers Vakschool in Amsterdam, de zaal vraagt hoeveel namen van vertalers men kent, komt men niet veel verder dan een of twee. Maar dat is volgens haar geen ramp. Als je heerlijk aan het lezen bent, mag die vertaler ook best onzichtbaar blijven. Het is dan net als bij een gezellig etentje, waar je niet geregeld gestoord wilt worden door bedienend personeel dat vraagt of het smaakt en of alles naar wens is, en de kok zelfs komt opdraven om tekst en uitleg te geven. Dat mag allemaal, maar wel achteraf.
Zo is deze avond, aldus Hoekmeijer, bedoeld om de lezer als het ware achteraf een blik te gunnen in de keuken van de vertaler en op deze manier de onzichtbare vertaler zichtbaar te maken.
Vertalen lijkt heel simpel: Als je de vreemde taal goed beheerst en over goede woordenboeken beschikt, kun je zo aan de slag. Je vertaalt wat er staat en weet je een woord niet, dan zoek je dat op.
Nicolette Hoekmeijer laat zien dat het niet zo eenvoudig ligt. In een boek van Melrose dat ze vertaald heeft, zegt iemand die een crematorium binnenkomt: “Thinly attended”.
“Geen kunst zult u denken. Daar heb je zelfs geen woordenboek voor nodig.” En ze noemt als mogelijke vertalingen: “Goh, niet druk”. Of: “Niet veel mensen.” Of: “Magere opkomst”, Of: “Ik had meer mensen verwacht.”
Nicole Hoekmeijer legt vervolgens uit dat de vertaling van dit schijnbaar eenvoudige zinnetje haar toch heel wat hoofdbrekens heeft bezorgd, want een vertaler heeft ook te maken met een context. Iemand zegt niet zo maar iets vanuit het luchtledige. Het betrof hier een upper class- begrafenis, tijdens het trouwen van Prins Charles. Hoekmeijer kiest als vertaling uiteindelijk voor: “Een schamele opkomst.”
Voor geboeid gehoor komen vervolgens drie vertalers aan het woord, wier boeken dit jaar genomineerd zijn voor het beste boek dat uit een Europese taal in het Nederlands is vertaald: Pietha de Voogd (Italiaans) met “Het zwart en het zilver” van Paolo Giordano; Elly Schippers (Duits) met “Een handvol sneeuw” van Jenny Erpenbeck en Jan Pieter van der Sterre (Frans en Engels) met “Verzonnen leven” van Karine Tuil. Het gesprek wordt voortreffelijk geleid door Alexander Reeuwijk
Allen zijn het erover eens dat een vertaler zich moet inleven in zijn personages en hun omstandigheden, zoals Hoekmeijer al heeft aangegeven.
Zo is Pietha de Voogd bezig met een Italiaanse roman vol militair jargon. Ze was blij toen ze attent gemaakt werd op een boek met interviews met Nederlandse militairen van allerlei rangen en daarmee met de woordkeus van meerderen en ondergeschikten. Een een - op - een -vertaling van het Italiaanse militaire jargon zou lachwekkend zijn geweest voor Nederlanders.
Niet alleen jargon, maar ook zelf verzonnen woorden, taalspelletjes, streekgebonden uitdrukkingen en zeer specifiek taaleigen, kunnen voor een goede vertaling soms tot lang zoeken leiden, en wel op de vreemdste plaatsen, aldus Elly Schippers. Soms moet je kiezen voor een compromis of - uiteraard na overleg met de schrijver - zaken weglaten.
Boeken hebben ook een schrijfstijl met een bepaald ritme of muzikaliteit. Ook dat moet je als vertaler in de gaten houden. De tekst achteraf hardop lezen kan daarbij helpen.
Vooral Engelstalige boeken - en zeker bestellers – vereisen nogal eens een snelle vertaling omdat de lezers ze anders al in het Engels gelezen hebben. Soms gaat dit ten koste van een zorgvuldige vertaling.
In hoeverre mag de vertaler zelf creatief op de stoel van de schrijver gaan zitten? Unaniem was men van mening dat de Nederlandse lezer dezelfde leeservaring verdient als de lezer in de oorspronkelijke taal. Een vertaler moet derhalve niet op de stoel van de schrijver gaan zitten en een eigen schrijfproduct afleveren.
Maar wat doe je dan bijvoorbeeld met een groot schrijver die toch een stilistisch slechte tekst of zelfs teksten heeft geschreven? Niet veranderen, want dan wordt, wat Balzac op een slechte namiddag geschreven heeft, een fraaie tekst van bijvoorbeeld de vertaler Jan Pieter van der Sterre. En dat mag niet. Wel geef je jonge schrijvers stijltips en die zijn meestal dankbaar totdat ze bekend en “eigenwijs” zijn geworden. Duidelijke fouten, bijvoorbeeld van inhoudelijke aard, verbeter je in contact met de schrijver. Umberto Eco gaat er zelfs op voorhand vanuit dat zijn vertalers de fouten in zijn teksten verbeteren.
De markt heeft grote invloed. Vroeger werd een heel oeuvre uitgegeven. Nu wordt per boek gekeken hoe een schrijver het doet. Uitgevers die vinden dat een bepaald boek per se moet worden uitgegeven, ook al wordt dat commercieel geen succes, worden zeldzaam.
Een boek moet binnen veertien dagen lopen anders is het over. Tweeduizend exemplaren is ongeveer het minimum om uit de kosten te komen.
Vertalen is nog steeds geen vetpot, maar het kan je wel het vertalersgeluksgevoel bezorgen, telkens wanneer je een moeilijk vertaalprobleem hebt weten op te lossen.
Een uitermate boeiende avond, waarop je echt in de vertaalkeuken mocht kijken.
Martin Thijssen